‘Je moet nieuwsgierig blijven naar anderen’
Luisa Rey, dr. Marinus, De Zoet, Chronometrie… personages en termen die een lezer van de boeken van David Mitchell direct herkent. Ook in zijn achtste roman Utopia Avenue komen ze voor, al lijkt het gewoon een verhaal over het ontstaan van en leven in de gelijknamige band. In een gesprek met de auteur kreeg ik een inkijkje in zijn unieke universum.
De argeloze lezer denkt een verhaal over de opkomst van een popband in de sixties te lezen, maar wie Mitchells boeken kent, weet dat geen woord er zomaar staat. Personages uit eerdere verhalen duiken plotseling op, waardoor het verhaal een absurdistisch tintje krijgt. Mitchells oeuvre kun je zien als een enorme puzzel waar steeds een deel aan toegevoegd wordt. Utopia Avenue is aan de ene kant een overkoepelend geheel van de eerder verschenen titels, maar biedt ook juist een leuke kennismaking met Mitchells literaire universum. Voor zowel beginners als gevorderden dus.
De band Utopia Avenue bestaat uit vier leden die door manager Levon Frankland bij elkaar gebracht zijn. De hoofdstukken, waarin de verschillende songs en het enerverende leven van de jaren 1967-68 centraal staan, zijn afwisselend beschreven door de bandleden Griff, Dean, Elf en Jasper. Ondertussen leer je en passant wat muziek- en wereldgeschiedenis: bands als Pink Floyd en The Beatles komen ook aan de orde.
Inleving
Ondanks dat David Mitchell, geboren in 1969, de jaren ’60 niet bewust heeft meegemaakt, komen de beschreven jaren en verschillende popbands tot leven. Hoe doet hij dat toch? ‘Er is voor mij geen verschil tussen het beschrijven van de sixties en het eind van de achttiende eeuw. Je moet tenslotte een historische periode reconstrueren. Nu was de research wel makkelijker, omdat er meer bronnen zijn en ik me beter kan identificeren met de jarenzestig-generatie. Toch is dat decennium weer heel anders dan het jaar 2020: bepaalde opvattingen aangaande geld, religie en seksualiteit waren echt anders. Het is mijn werk om dat goed uit te zoeken en te vertalen naar proza. Ik verzamel uit elke periode als het ware Legoblokjes, kenmerkende dingen die toen belangrijk waren, die ik in het verhaal stop.’
Verder valt me op dat elk personage in ieder boek zijn eigen manier van spreken en denken heeft, inclusief plat dialect. Ik zeg dat ik dat heel knap vind. ‘Ten eerste: bedankt voor het compliment, maar ik vind het eigenlijk heel normaal dat een auteur dat doet. Je moet als het ware uit je eigen hoofd stappen om dat van een personage te creëren. Zijn of haar wereld door diens ogen bekijken. Anders ben ik net een gitarist die geen muziek kan maken op zijn instrument. Alle boeken zouden er een beetje hetzelfde uitzien. Het gaat er in feite om dat je nieuwsgierig blijft naar anderen, dat is in het echte leven ook belangrijk.’
Wonderlijke wereld
Voor de Mitchell-fans is het duidelijk dat Utopia Avenue een soort über-boek is als je zijn oeuvre in ogenschouw neemt. Er zijn meerdere verwijzingen naar eerdere romans, waarvan De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet de meest in het oog springende is als je de naam van bandlid Jasper de Zoet ziet. Toch mis je die achtergrondinformatie niet als Utopia Avenue je eerste boek is. ‘Dat is wat ik elk boek weer nastreef: het moet leesbaar zijn voor iedereen. Ik heb van tevoren ook nooit een metaschrijfplan bedacht waarin ik tien boeken uitgedacht heb. Toen ik met deze roman bezig was, dacht ik gewoon: “Wat zou er gebeuren als ik hier het personage dokter Marinus terug laat komen?” Het is dus een spontaan schrijfproces. De bandmanager Levon Frankland is dan wel vooruit bedacht: over hem heb ik een pagina geschreven in Tijdmeters met de gedachte dat hij nog eens terug moest keren. Ik heb geen favoriet personage, want ze zijn allemaal leuk om over te schrijven. Van dit boek is Jasper de Zoet misschien wel het personage waar ik het meest voor voel. Hij heeft last van een soort auditieve schizofrenie met kenmerken die ik terugzie in mijn autistische zoon.’
Nederland
In elk boek verwerkt de schrijver iets Nederlands. In Utopia Avenue treedt de band zelfs op in het Nederlandse tv-programma Fenklup. Waar komt die fascinatie voor Nederland vandaan? ‘Soms ben je in iets geïnteresseerd waarvan je niet weet waar het vandaan komt. Ik houd gewoon zo van Nederland! Misschien ben ik in een vorig leven wel Nederlander geweest. De mensen zijn er over het algemeen erg aardig, ik voel me goed in jullie land. Het begint al op het vliegveld. Waar ik mezelf in New York voel krimpen, ontspan ik op Schiphol en voelt het als thuiskomen. Als ik in Zeeland fiets, kan ik me voorstellen dat ik daar woon. Ik weet dat ik generaliseer als ik zeg dat er in jullie samenleving weinig extremen zijn, maar het is toch ordelijker dan in bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Wist je dat mijn boeken in Nederland beter verkopen dan in een groot deel van Europa? Ik denk omdat jullie respectful dreamers zijn.’
Heeft hij daarom het vertalersduo Niek Miedema en Harm Damsma als grapje in het boek verwerkt? ‘Nee, het was geen grapje, maar mijn erkenning voor het harde werk dat deze en alle vertalers doen. Zij schrijven de Nederlandse tekst en hebben daar best een klus aan. Ik heb echt respect voor hen, zij zijn ook woordkunstenaars!’
David Mitchell, Utopia Avenue, vertaling: Niek Miedema en Harm Damsma, Meulenhoff, 2020, 656 blz., 9789029092968.
Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant.