Oever. Sinds het boek in maart binnenkwam ligt het bovenop een stapel leesboeken. Helemaal bovenop, nooit bijna. Of even er vanaf. Iedere avond mee om nog een paar hoofdstukjes te lezen. Of een paar regels. Regels waar je lange nachten vol mee kunt denken.
‘Er is heel weinig niets, als je goed genoeg kijkt.
Er is heel weinig niets, als je lang genoeg blijft.‘
Oever. Een boek dat door vele volwassen lezers als het ware direct werd verslonden. Er ontstond bijna weerzin door de ohh’s , ahh’s en meer van de parels.
Oever. Het gaf mij voer voor ‘schemerdromen’ en evenzovele ‘Wat als?‘
Oever. Een verhaal dat mij boosverdrietig maakte.
Oever mikte mij terug in 2-atheneum. Een hechte groep tieners die ruim vier/vijf jaar lief en leed deelden. Een klas vol diverse jongeren. Oever deed mij denken aan één specifieke klasgenoot. We fietsten vaak een eind samen op. Een naam zoals Jip, J of M? We dachten daar verder niet over na. Je was wie je was, iedereen hoorde erbij. Ook als een negen van teleurstelling een omgevallen zes was geworden. De enkele invaller die domme vragen stelde over wat we nu gender noemen werd iets duidelijk gemaakt. Voelde deze klasgenoot zich zoals Jip?
Oever bracht mij ook naar een meer hedendaagse periode terug. Een kind dat ik zag op de basisschool. Dus vele jaren later, een andere eeuw zelfs. Je zou zeggen eigentijdser, meer geaccepteerd en nog meer van dat. Een kind dat duidelijk zich niet voelde zoals de massa, geen plek had, zich zocht. Ik was geen officiële leerkracht. Er werd geheimzinnig gedaan, verzwegen. Boeken waarin buiten de stereotiepe lijntjes werd gekleurd probeerde ik langs de grenzen binnen te krijgen. Een boek voor ieder kind. Ongelimiteerde kennisopname was (nog) niet in de bespreekfase. Wat je niet ziet is er niet. De klopkever. Het kind verdween van school. Ik ben er nog boosverdrietig om.
Meer gedachten kwamen boven door Oever. Als een ‘doorlopend schrijven’ ga je mee in de minutieuze associërende gedachten en observaties die maar doorgaan en als dat niet lukt vraagt Jip zich af ‘Hoe doe je het licht in jezelf uit?’. De geur in het tekenlokaal, de stilte, die zalige plek op die middelbare school van toen voor verdwijnen en ontspannen.
Het verhaal van Jip gaat veel verder:
‘Blozen en fronsen, dat zijn mijn twee talenten.
Tekenen is mijn derde talent.’
Jip moet een zelfportret maken in de meivakantie. ‘Ik kan gewoon helemaal niks met deze opdracht. Ik kan er niet eens mijn fantasie in kwijt. En als je dan niet kan, dan blijft je fantasie rondjes rennen in je eigen hoofd en de inboedel overhoop gooien.’ Oeverloos kevertjes tekenen of een portret van een klasgenoot is het punt niet. Zijsprongen over spiegels en wanneer uitgevonden gaan vanzelf. En als Jip het wel probeert fluistert een spin in het oor ‘dit ben jij niet’. Een zélfportret maken gáát niet.
Na de spin blader je vervolgens terug naar: ‘Een kamer is ook een soort portret toch? Je leert mensen veel beter kennen als je naar de schelpen op de plankjes kijkt in plaats van naar hun oorschelpen.’
Stukje bij beetje leer je Jip kennen. De binnenkant vooral. De buitenkant moet nog worden getekend. Houdt Jip niet van mensen? Meer van insecten? De zinnen voorafgaand aan ‘Mensen zijn wonderverdelgers.’ is voer voor vele lessen of gesprekken. Wie is Jip? Weet Jip het zelf al van binnen?
Huisarrest is niet erg, een keer niets moeten. Onder de mensen zijn is vele malen erger. Mee naar voetbal doe je voor een vriend, maar het is leuker om te zien wat er ín het gras gebeurt dan erop. Jip vraagt zichzelf af of ‘ik me wel genoeg druk maak om de dingen die ik niet verzin.’
Soms doet Jip alsof iemand meeloopt, spreekt ermee en geeft een rondleiding in de slaapkamer. De vraag wordt gesteld: waarom kevers? Het antwoord is dat er enorm veel soorten zijn en dat je ‘niet eens kan uitsluiten dat er ergens eentje rondloopt met jouw leven in vlekjes op zijn rug getekend.’ Het omslag komt zo mooi in beeld.
Een grote glimlach bij de gedachten over het boek met onkruid De woorden ‘ongewenste kruidenvegetatie’ ken ik als een gebezigde uitdrukking m.b.t. mooie plantjes langs de wegkant of oever. Hoe treffend ook ‘de onkruidenbuurt’, waardoor weer een pijnlijk puzzelstukje Jip wordt aangereikt. De glimlach wordt groter bij de koekoek. Een feestje dat inzicht geeft.
Een andere puzzel die wordt gelegd is wie Oever was toen hij nog dichtbij woonde. Oever zag Jip als een echte jongen. Oever die net als Jip een hoofd heeft dat groter is aan de binnenkant dan aan de buitenkant. Ze begrepen en accepteerden elkaar zoals ze zijn. Tot de omgeving er níet mee om kon gaan, pestgedrag verpest veel. Volbeda weet zo goed in enkele woorden iets visueel gevoelig duidelijk te maken.
Het is enorm hoeveel de schrijver ‘tussen kwijt en bewaard in zitten’ naar boven weet te brengen in deze brieven die in een schriftje zijn geschreven. Niet leesbaar want ach niet bedoeld om te verzenden. Brieven aan degene die pas dichtbij is komen wonen en voor wie Jip omfietst.
De zoektocht naar de werkelijke eigen ik wordt in een enkele woord, een speldenprik of soms een zin als ‘Tekenen is ballet maar dan zonder lichaam’ of een geschetst beeld door enkel een hoofd boven de vloer steeds concreter.
Hoe zouden de tiener en het kind dat ik kende dit boek hebben ervaren? Zouden ze het zelf hebben opgepakt? Geen moeilijke woorden, korte zinnen, wel vele te proeven en poëtisch gevat. Zij waren gevoelige denkers, ze hadden het opgepakt als het er was. Maar de kinderen die het niet zien staan in een school, niet in een boekhandel of bibliotheek komen? Het is aan ons volwassen lezers om een bijzonder en rakend boek als dit hen aan te reiken.
Oever. Wie is de mens om overal randen en grenzen aan te brengen? Altijd men en de omgeving.
Laat iedereen leven zo die is, geen nerds, geen professoren, gewoon mensen.
Oever. Uniek in illustratie en in schrijven. Geen woord te veel. Ieder woord heeft betekenis. Laat het niet alleen uniek blijven voor volwassenen. Geef Oever aan ieder die het interesseert en wil begrijpen. Het hoort op lijstjes van jongeren. Geef het zodat zij hun eigen echte zijn kunnen ontdekken of herkennen voor zichzelf of een vriend in de rommelkom van het leven.
Dit ‘lezersgoud’ gaat nu op de plank. Dank je wel Ludwig Volbeda voor deze buitengewone leeservaring waarbij in een hoofd met gedachten mocht worden meegekeken en een hart vol gevoel werd geopend.
En wat een enorm prachtige omslagillustratie in combinatie met de zwartwittekeningen per dag.
Ik zal aan je denken als ik schelpen zoek en kevertjes zie kruipen om vervolgens met een glimlach een gedachte aan ‘Oever’ te geven. Misschien wel onder ‘Een plafond van wolken.’ Ik zal kijken.
Ludwig Volbeda, Oever, Querido, 2024, 232 blz., 9789045129990
Adviesleeftijd uitgever is 14+, dat begrijp ik voor dit unieke boek.