19 september 2024

Martijn Couwenhoven – Het gebed van Jonathan Simmers

Als er één boek is dat je vaker kunt lezen is het dit: ‘Het gebed van Jonathan Simmers’.

De eerste zin:
Tussen de stroom mensen het station in en uit staat één iemand stil, recht onder stationsklok, in zijn ene hand draagt hij een plastic tas waarin de urn moet zitten, zijn andere hand steekt hij naar me op, alsof hij er niet zeker van is dat ik hem na tien jaar nog herken, want ik zie hem voor het eerst zonder baard, maar de man met de gekromde rug, de onrustige oogopslag, de grijze Franse pet, de bruine leren jas, de vale spijkerbroek en de sportgympen waarvan de zolen naar de binnenkant van zijn voeten zijn afgesleten, is onmiskenbaar mijn vader.

Je hebt een beeld, je ziet een beeld. Je hoort en gaat terug naar een moment in je geheugen. Willekeurig welke, in één zin zijn er verschillende mogelijkheden. Een zin die illustreert welk proza je tegenkomt, naast dat kunst onmiskenbaar in vele gedaanten aanwezig is, andere familieleden en navenante situaties voorkomen in toen en nu.

Dit boek ligt al maanden uitgelezen op het leestafeltje om daarvoor maanden iedere avond even mee te nemen naar het nachtkastje om een paar bladzijden te lezen. Soms lukte dat wel, soms ook niet. Het boek bracht herkenbare momenten terug waarmee het geheugen nog volop aan het werk was. Tijd was m.b.t. ‘Jonathan Simmers’ een rekbaar dan wel uitgerekt elastiek dat telkens weer in de juiste proporties terugveerde om verder te lezen waar de bladwijzer tussen de paginalange zinnen was gelegd. Tot het boek, ook weer maanden terug, achterelkaar werd uitgelezen met erin vele markeringen. De roman lag weer te wachten, intussen was er wel een genieten van het treffend mooie omslag, als een herinnering aan een intensieve periode. En dan ineens is de opruimfase in werking getreden, de tafel moet leeg en de boekenkast ingeruimd, het leven gaat. Woorden komen, observaties worden teruggelezen.

De as in de urn is van Jonathans moeder. Tien jaar na de crematie, tijd m.b.t. grafrust verstreken en graf verlengen ja/nee, bezoeken ja/nee, belt vader hem in zijn atelier. Vader wordt binnenkort vijfenzeventig jaar en je voelt het als lezer aankomen, dat moet worden gevierd en dan word je geacht aanwezig te zijn. ‘Armoedig, had mijn vader gezegd, armoedig hoe we langs elkaar heen leven.’

Het telefoongesprek is het begin van af een toe een soort schietgebedje, een vraag stellen over wat is gebeurd en hoe iets was, zou kunnen zijn en meer varianten die je bij verwerking kunt bedenken.
Het was ergens gedurende de dagen na het telefoongesprek dat ik spontaan een gebedje deed, of een gebedje, ik weet niet of je het zo mag noemen, ik stelde een vraag, en niet aan God of een god, maar aan mijn moeder, en wat nieuw is de afgelopen dagen, sinds ik vragen stel, is dat het licht boven de eettafel soms knippert, niet dat ik daar iets achter zoek, het licht heeft waarschijnlijk altijd zo nu en dan geknipperd, maar nu valt het me pas op…’.
In voorgaande passage komt ook Lieke ter sprake. Zij is het halfzusje van de inmiddels 40-jarige kunstenaar Jonathan. Ze woont meer bij hem dan thuis en zegt Jonathan: ‘omdat thuis, maar eigenlijk ook de wereld, (..), volgens eigen zeggen geen goede plek voor haar is…’. Lieke neemt het haar moeder en hun vader kwalijk dat ze is geboren, ze voelt zich opgejaagd, is uitgesprokener, beziet opgroeiend in een ander tijd de wereld in een ander licht.
Jonathan beseft zich dat ze ‘dezelfde vader hebben, maar ieder een andere man kennen, een man met twee verschillende vrouwen aan zijn zijde..’.

Als hij Karin, de tweede vrouw van zijn vader, tegenkomt komt de verjaardag ter sprake die gedoe met zich meebrengt: ‘Nou ja, je weet hoe hij is. Hoe is hij dan, vraag ik, en tegelijkertijd vraag ik me af of ik dat wil weten, of ik de huidige versie van mijn vader wil leren kennen. We kennen alle drie een andere versie van mijn vader, Karin, Lieke en ik, en met die van mijn moeder meegerekend zijn het er vier.’ Karin zegt dat hij hem mist. Maar hoe kun je iemand missen die je nooit heeft proberen te raken? ‘..omdat mijn vader nooit de positie van de zon heeft bepaald, nooit onze relatie tegen het licht heeft gehouden..’

Tussen de zwaardere thema’s loopt als een luchtgevende draad de kleine grootsheid van de natuur. Landschappen als schilderijen komen voorbij; met reigers, keizerlibellen, een binnengekomen wandelende kat, vlinders, de merel die je altijd laat opkijken door de onmiskenbare zang. Schilderkunst door bijv. Matisse, Morandi en Picasso, muziek van Brubeck of Miles Davis, namen van dichters, vooral Rilke speelt een rol en vanzelfsprekend boektitels. Niet vreemd, Van Couwenhoven is naast schrijver ook uitgever en kunstenaar.
Intussen worden maatschappelijke en politieke overpeinzingen vervlochten. Door de rouwbrief van ooit de teken- en schilderdocent Meindert komt er een lijntje van toen naar een heden, mogelijk nieuwe toekomstweg.

De ‘gebeden’ lijken op een moment te komen dat er ruimte komt of gaat komen voor verwerking, van degene die wordt gemist, de twee mensen die elkaar wel begrepen naast de zorg om Lieke intenser wordt.
‘En je richt je gebeden ook aan haar voor Lieke, je zoekt niet alleen contact voor je zelf, je richt je vooral ook tot je moeder voor je halfzus’..  ‘want je droomt wel over je oma, maar nooit over je moeder, en je vraagt je af waar ze is, waarom je haar niet ziet in je dromen, waarom je haar niet voelt..’.  Is het tijd om moeder te bevrijden uit de urn om ze tegen te komen in dromen?

Dit boek omvat veel meer dan dit, dan de week waarin het zich afspeelt. Meer aan lagen, onderwerpen, gedachten, gebeurtenissen, associaties en verbinding met liefde en zorgen voor. Een leven waarin rouw en verlies plaatsvindt, een boek waarin verwerking een thema is, brengt ongewild altijd herinneringen, ga je terug naar toen om zowel fysiek als mentaal weer vooruit in de tijd te kunnen, om vat te hebben op tijd, jouw tijd. Deze zin geeft hiervan iets weer:
De wereld achter de druppels op het raam is grijs, de schapen in de weilanden zijn doffe beige vegen in de ochtendmist, de koeien staan erbij alsof ze kapot zijn gevallen waarna de zwarte en witte scherven haastig weer aan elkaar zijn gelijmd. Ik moet er even aan wennen dat ik achteruitrij, alsof ik terug in de tijd reis, het voelt alsof ik de andere kant op moet, mijn lichaam wil die kant op waar ik naar kijk, voorwaarts, maar me verzetten heeft geen zin.’

Soms kan het zijn als ieder een ander beeld van de wereld heeft, dat het zo goed is, want waarom moet je voortzetten ‘wat er was, wat er niet was, beter gezegd’, dat je op een andere frequentie bent afgestemd. Tijd voor een nieuw tijdperk.

‘Het gebed van Jonathan Simmers’ is een intense en ontroerende roman. Een boek waarbij je zeer geniet van taal, van vorm en ritme, verschillend vertelperspectief, van kunst en vooral van tijd in was, is en zal zijn in het leven. La belle vie. Of niet?

Zeer graag gelezen. Het is prachtig. Neem tijd. Goed geschreven. Kloppend van punt tot punt. Van zin tot zin een eigen verhaal. Het raakt, hoe vaak je het ook opneemt. Je zoekt vanzelf informatie op over Rilkes De elegieën van Duino : ‘Wie, als ik riep, zou mij dan horen uit de reien der engelen?’.
Dit is wat je zegt, allez zal ik eens een keer, een parel. Een lichtgevende.

Martijn Couwenhoven, Het gebed van Jonathan Simmers, Thomas Rap, 2023, 208 blz., 9789400410374 

Eén gedachte over “Martijn Couwenhoven – Het gebed van Jonathan Simmers

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *