21 november 2024

Robbert Welagen – Averij

Een Welagen komt vanzelf in huis, lees je, juist óók deze. Door de landelijke aandacht voor dit boek kan het je niet zijn ontgaan waarover dit verhaal gaat, ook niet door de tekst op de achterkant:
Je bent alleen thuis. Het is avond. Als je even in de spiegel kijkt zie je iets vreemds. In je hals zit een bobbel, het lijkt op een onderhuids ei. Je schrikt. Buiten wordt het al donker. Je zegt tegen jezelf: ik ben veertig, ik leef gezond, het komt vast goed.’

De titel Averij viel direct op. Een bekende uitdrukking uit de jeugd: ‘die heeft averij opgelopen’, of het nu een object of een mens was. De metafoor m.b.t. de zeilboot is treffend en komt als vanzelf doorheen het boek met soms enige aanpassing terug. Hoe herkenbaar is het folie dat tot op dat laatste dingetje wit van een pot pindakaas moet worden geschraapt, en eerlijk die passage kwam binnen hoe banaal het ook is – dit in vergelijking tot het totaal moeten verdwijnen tot op de laatste miniemste cel van de tumor. Treffend zijn ook de passages met de vastzittende sperwer die bij het loshalen iets achterlaat in het prikkeldraad of de voetstappen in de sneeuw en waarom zou je nog iets nieuws voor jezelf kopen?

Het omslag straalt rust uit door kleuren en tegelijk iets dreigends en zoals het mij vaker gebeurt, pas later zag ik werkelijk de tekening. Het huis in het bos uit het verhaal dat omarmend is, de bomen die kalm wiegen totdat: ‘Het is alsof er vanuit het donker, staand tussen de bomen, een vreemde naar je kijkt. Een onzichtbare figuur die je in de gaten houdt‘.

Hoe menselijk is het om te denken dat je je leven gewoon kunt leiden, je plannen kunt uitvoeren, ‘Nothing’s gonna change my world‘.
Helaas is het ook herkenbaar voor velen dat je zit te wachten tot eindelijk die telefoon gaat om een datum te horen. Niet kan eten, de nacht ervoor nauwelijks slaapt, meest enge scenario’s voorbij ziet komen.
Je kijkt op de klok en het is precies twee uur ’s middags. Met de telefoon voor je op tafel zit je klaar. Drie minuten gaan voorbij.’ om vervolgens even later van de arts te horen ‘de plannen zijn gewijzigd‘. Er is een ander inzicht, andere informatie of simpelweg een urgenter spoedgeval. Jij weet niets, moet wachten en als je iets kunt vragen doe je het niet.
Of een telefoontje ‘We willen dat je onmiddellijk terugkomt naar het ziekenhuis.’ Je pakt misschien wat spullen, probeert zo veilig mogelijk met het hart in je keel op plaats van bestemming te komen. Een eerste keer zoiets van dichtbij meemaken laat je bepaalde situaties, gebeurtenissen als feestdagen, nooit meer hetzelfde zijn.

In Averij wordt niemand bij naam genoemd. Je leest vanuit een tweede persoon. De je-vorm maakt het behapbaar en tegelijkertijd komt het binnen en op momenten is het zelfs benauwend. Je hoopt dat het een weergave is van de medische molen met afspraken en werkwijzen waarin men terechtkomt en dat er geen absoluut einde is, terwijl je door eerdergenoemde landelijke aandacht weet dat er een moment van remissie komt.

Het lichaam is ineens (anders) aanwezig, het moet iets kwijt met alle kracht die er nog is. ‘Je lichaam is een kruiwagen vol stenen die door de modder moet worden geduwd met behulp van één vinger.’
Je ziet hoe iedereen zijn of haar best doet om mee te leven, er te zijn en tegelijkertijd zo gewoon mogelijk probeert te reageren. Niet vragen hoe het gaat kan niet, maar steeds opnieuw ‘hoe gaat het met je?’ doe je dat dan, wil degene die het ziekzijn overkomt het er altijd over hebben?
Gewone dagelijkse dingen kunnen afleiding geven waardoor de focus in het hoofd even verdwijnt van dat zieke lijf. Jouw zijn en jouw wezen. Door het dagelijkse kan de focus echter als een boemerang in je zijn terugkeren. Je leeft van afspraak naar afspraak. Wat is tijd, zie je de schapen straks weer op de heide?
Gewone dagelijkse dingen kunnen ook prettig voelen: ‘Op de wc zitten voelt vertrouwd. Doorspoelen ook. Het is iets wat alle mensen doen.’

Dat de boog niet altijd gespannen kan blijven is menselijk. Vriendin haar leven staat ook op de kop, zij heeft ook zorgen, de twijfels, haar werk, de relatie is anders. Het leven van ieder in je omgeving verandert of je wil of niet. Hoe te begrijpen is het dat er na een periode vermoeidheid optreedt en aanverwante wrijving. De onontkoombare praktische en financiële kant aan ziekzijn moet ook worden geregeld: ‘Je bent een project geworden.’ Hoe mooi is het hoe de dieren, de hond en de kat, reageren op alles. Ook zij hebben aandacht nodig. En toch, het is zo te begrijpen dat degene die het ziekzijn is overvallen zich in zichzelf keert, je zal het maar zijn. Je leven staat letterlijk op de kop, een ander kan verder.

De onderzoeken, scans, behandelingen, het wachten en de dagen thuis tot periode erna worden beschreven. Of je er zelf bij bent. De consulten die ‘altijd’ uitlopen en waar je medische termen over je heen krijgt, je vragen kunt stellen, ‘Je lichaam blijft een mysterie.’ Ook: ‘Dat valt je op aan artsen. Ze willen niet terugkijken en niet vooruitkijken.’ of ‘Het is niet ongunstig.’
Het altijd voorzichtig zijn t.a.v. anderen en besmetting voor een of ander virus is niet vreemds om over te lezen. Na coronatijd nog meer. ‘Het is een tweede natuur van je geworden om te zoeken naar de lege ruimtes tussen mensen.’

Het overleven, de eenzaamheid, de wanhoop, de gesprekken met psycholoog, het terugtrekken in een cocon, de rust willen, de verminderde tot geen energie hebben, de thuisapotheek, haaruitval, het ruiken en de smaak, het nachtkastje dat ook een dagkastje is, tot zelfs de besluiteloosheid, het komt niet anders dan menselijk eerlijk en realistisch voorbij. Vriendin merkt op: ‘Je vervaagt een beetje.‘ terwijl er ook veel moeite wordt gedaan om ‘de planken weer voor de ramen weg te halen.’

In dit verhaal dat nadien is geschreven komt ruimte voor afleiding en de gebruikelijke bezigheden in en om het huis, het gewone leven herneemt zich in stappen. Maand na maand, controle na controle. En terwijl je dat denkt lees je: ‘Je beseft: ik heb weer de ruimte in mijn hoofd om over zulke dingen na te denken.’
Toch blijft het leven met de dag hangen, hoe handel je als gezond bent, de toekomst is leeg, deze zin: ‘Je zou willen dat je het leven niet hoeft te willen, maar dat het er gewoon weer is.’
en dan ook nog:
Er is veel tijd en energie in gestoken, nu heb je een schuld openstaan. Bij de mensen die zich zorgen om je hebben gemaakt, bij de mensen die zich zorgen om je hebben gemaakt, bij de patiënten die nog ziek zijn, bij je familieleden die wel aan kanker zijn gestorven. Lachen en plezier maken, dat ben je aan hen verplicht. Alles uit het leven halen.’

Een boek dat hoe vreemd het mogelijk klinkt met aandacht en in volle vaart is gelezen, in één keer uit. Een andere Welagen dan het bekende Antoinette of het indringende Raam, sleutel, die je als lezer eerst zou moeten ontdekken.
Averij wordt graag aan de rij in de boekenkast van deze schrijver toegevoegd. Want dat is Welagen, een verdraaid goede schrijver.

Averij: de schade aan een schip of aan de scheepslading gedurende de reis. Wie komt er ongeschonden door het leven? Sommigen hebben de pech meer beschadiging op te lopen dan de ander. Gelukkig is er veel herstel mogelijk om door te gaan na Averij.

Robbert Welagen, Averij, Nijgh & Van Ditmar, 2024, 284 blz., 9789038813516


Dit is een poging om over dit bijzondere en mooie boek iets te schrijven. Uit het leven gegrepen. Niet tranentrekkend en daarom minstens zo raak en binnenkomend. Niet het zoveelste boek. Er komt meer voorbij m.b.t. familie, natuur of dat wat afleiding geeft, het is een indruk. Het geeft herinnering, herkenning en ik hoop voor velen uitzicht, een houvast voor degenen die het overkomt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *