Begrensde vrijheid en grenzen met vrijheid
Bulgaarse zigeuners trokken in de communistische tijd rond met dansende beren als act. In het journalistieke reisverslag Dansende beren vertelt Witold Szablowski hoe deze beren hun vrijheid kregen, maar ook hoe zij een metafoor zijn voor hun bazen.
We werden vrij. Niet alleen de Polen, Serven, Hongaren en Tsjechen, maar ook de Esten, Litouwers, Oekraïners, Bulgaren, Kirgiziërs, Tadzjieken, Kazachen en anderen. Een groot deel van de wereld verkreeg de vrijheid zonder daarop voorbereid te zijn. In de meest extreme gevallen kwam die vrijheid onverwacht of was zelfs ongewenst.
De auteur zelf is geboren in Polen ten tijde van de Sovjet-Unie. Hij heeft meegemaakt hoe in 1989 voor het eerst sinds de Russische overheersing vrije verkiezingen gehouden werden en democratie zijn intrede deed. Omdat de Polen algehele staatsbemoeienis waren gewend, moesten ze leren voor zichzelf te zorgen. Nadat Szablowski met een Bulgaarse journalist in contact was gekomen, kwam hij erachter dat landen als Bulgarije, Albanië, Estland, Oekraïne en Servië met dezelfde problematiek worstelen. Aan de hand van de Bulgaarse dansberen lees je hoe deze landen hun democratische vrijheid kregen. Vooral wordt duidelijk waarom de inwoners heimwee naar het communisme hebben.
Szablowski ziet de volkeren als ongewilde proefkonijnen in een sociaal “onderzoekslaboratorium voor de vrijheid”. Aan de ene kant kunnen ze vrij hun volksvertegenwoordigers kiezen en zijn er meer reismogelijkheden. De keerzijde is dat door de intrede van het kapitalisme op de kolchozen (staatsboerderijen) niet genoeg werk meer is. De inwoners van voormalige communistische landen moeten plotseling op een andere manier aan geld en eten komen. Bulgaarse mannen gaan, in een lange traditie, massaal op een gewelddadige manier beren temmen om toeristen te vermaken. Een van de kunstjes is dat de beren slechte communistenleiders nadoen.
Een berentemmer: “Ik was wel met beren opgegroeid. Ik kende alle liedjes, alle kunstjes, alle verhalen. Toen ik op de kolchoz werd ontslagen, wist ik een ding zeker: als ik verder wilde leven, moest ik zo snel mogelijk een beer vinden. Zonder beer zou ik nog geen jaar overleven.”
Het voorgaande lees je in een verhaal over een berentemmer die zijn berin kwijtraakt door toedoen van stichting Vier Voeters. Deze organisatie krijgt een stem in de rest van het boek. Er wordt verteld over het wel en wee van de dansberen die worden gered en vooral over het aanleren van vrijheid. Tussen de regels door lees je op deze manier over de huidige leefomstandigheden van de berentemmers.
Een woordvoerder over het bevrijden van de laatste gevangen beren: “Ze bleven de beren hun leven lang aan hun neus trekken en dwongen ze op die manier om te dansen. Dat was een droevig gezicht. Het was duidelijk dat dit een kwelling was voor de beren. Die dag voelde ik dus een zekere trots dat de mensen van Vier Voeters daar definitief een einde aan maakten.”
Het boek bestaat uit twee delen: de eerste helft zijn verhalen rondom Bulgaarse beren en bazen. Het tweede deel is geschreven aan de hand van quotes uit het eerste deel en geven de verhalen van gewone mensen uit communistische landen weer. Lady Peron bijvoorbeeld, een Poolse zwerfster die in de Londense stations leeft. Ze is er niet ontevreden mee, want “ze heeft meer van de wereld gezien dan ooit”. In een ander verhaal smokkelt een jongen auto’s aan de Oekraïense grens – gelieerd aan het hoofdstuk “Onderhandelen” over de berenredders.
Op het eerste gezicht lijkt tussen de twee delen geen samenhang te bestaan, vanwege het contrast tussen Bulgarije en de rest van de wereld. Wie echter goed de citaten leest, ziet dat alles als een geheel in elkaar steekt. Zo heeft de auteur de dansberen als metafoor voor de mens neergezet. Een knap staaltje werk, want je hebt het pas door als je uit beide delen verhalen hebt gelezen.
Lady Peron: “Ik had geld, mijn pensioen van vijfhonderd zloty. Dat was voldoende om van te leven. Maar ik leed wel kou in mijn eigen huisje. Toen ik doorhad dat ik zou doodvriezen, pakte ik een tas in, en nog een, en liep naar het station.”
Dit boek met vele verhalen is uiteraard geen lichte kost, maar omdat Szablowski over een vlotte pen beschikt, heb ik het aandachtig en graag gelezen. Door de diverse verhalen van mensen over de hele wereld, krijg je als lezer wellicht andere inzichten over de voormalige Sovjetburgers.
Witold Szablowski, Dansende beren. Heimwee naar het communisme, vertaling: Goverdien Hauth-Grubben, Nieuw Amsterdam, 2018, 240 pagina’s, 9789046823415.
Eerder verschenen in de Boekenkrant.