Het boek viel op door het omslagbeeld van Eileen Corse en het ontwerp van Irwan Droog. Een titel die iets routinematigs mogelijk dwangmatigs impliceert en het zijn van een debuut deed de rest om het op te pakken.
Tilda zwemt, inderdaad doorgaans 22, soms 23 banen om te overleven, het niet normaal functionerende gezin draaiende te houden. Ze is een begaafde wiskundestudente, schrijft haar masterscriptie en krijgt de kans te solliciteren op een promotieplaats in Berlijn. Tilda voedt haar jongere zusje op, zorgt in alle opzichten.
Moeder is er meer niet dan wel, vader is verdwenen, een plotselinge vlam komt en gaat, de slogan ‘drank maakt meer kapot dan je lief is’, vliegt vanzelf binnen. De zussen hebben te kampen met de onvoorspelbaarheid van moeders gedrag waarvan het patroon inmiddels is te voorspellen. Tilda is degene die de regie houdt wat betreft medicatie ten aanzien van depressie of handelt bij overdosis, de lege-flessen-tas al jarenlang ontdoet van inhoud. Tilda werkt, studeert, zorgt, onderhoudt, torst verleden mee, overleeft.
Als het regent gaat haar zusje Ida mee naar het zwembad. Soms spreekt ze iemand. Ineens is daar Viktor, de oudere broer van jeugdvriend Ivan. Met Ivan en Marlene trok Tilda een tijd op. Ook Ida valt Viktor alias ‘de zeeman’ op, hij zwemt eveneens 22 banen. Met mooi weer of momenten waarop het huis wordt ontvlucht gaan ze naar een vaste plek in het bos.
In het eerste deel, ongeveer de helft van het boek, zijn er diverse terugblikken op vroeger. Met name de tijd waarin met deze vrienden volop werd geëxperimenteerd met een of andere vorm van drugs. De tijd waarin er plannen werden gesmeed voor de tijd na de middelbare, toekomstdromen werden geuit. Ooit zouden ze samen via allerlei plaatsen rijden naar zee. ‘Op zijn laatste dag heeft Ivan Marlene beloofd dat hij met ons en Ida via Slovenië naar Kroatië zou rijden, via Ljubljana, naar Piran aan zee en dan langs de kust naar Kroatië, Pula, Medulin, Rijeka.’
Tilda verbleef vaak bij Marlene thuis, een avondbroodtafelfamilie zo dit wordt genoemd. Marlene groeide op in een welgestelde omgeving en staat in contrast tot de trieste situatie waarin Tilda opgroeide. Marlene zette zich af tegen haar ouders, toen de blowtijd begon in de vriendenkring en zusje Ida werd geboren.
‘Met Ida had ik ineens weer een anker, een familie die ik eigenlijk al lang als verloren had beschouwd.’
Tilda mist vanzelf ook Marlene, maar meer de Marlene uit de ‘pre-joint tijd‘ zo zij het zelf noemt, maar ‘Ik moest nu voor Ida, voor mijn familie zorgen, zodat ze niet weer uit elkaar zou vallen.’ Tilda zorgde voor alles, zelfs voor de naam van haar zusje omdat moeder geen ideeën had. Tilda at liever schaafijs met Marlene voor tv dan ‘met random mensen in random parken joints’ roken.
‘Als ik ’s nachts op mijn matras lig en de wind of deze zomernachtbries door de wijdopen ramen over me heen valt, lijkt alles even goed. Dan voel ik me licht. Als ik ’s nachts op mijn matras lig, denk ik dat ik dat daarbuiten allemaal nog lang kan volhouden. Zolang de wind ’s nachts over mee heen valt, denk ik, kan ik me overdag in de oorlog daarbuiten storten. Tegen mijn moeder, tegen haar buien, tegen dit stadje. En voor Ida.’
En dan staat Marlene aan haar kassa in de supermarkt, even terug in Duitsland. De aanleiding is een rave met oude vrienden die over zijn uit Berlijn. Ook zij weet dat Viktor terug is. Het is nu vijf jaar dat het huis leegstaat nadat Ivan met zijn familie op reis ging naar Rusland. Het gesprek komt op vroeger, op nu, welke plannen ze hebben na hun studie. Tilda vraagt zich af ‘wanneer Marlene en ik precies zijn begonnen uit elkaar te groeien, en heb als spijt van de vraag zodra hij bij mij opkomt omdat ik het antwoord natuurlijk weet.’ Viktor kruist haar pad, of verdwijnt spoorloos, of brengt haar naar Fröhlichstrasse 37, naar ‘Het verdrietige grijze meergezinshuis aan het eind van de straat.’
Een omslagpunt lijkt er te zijn na de laatste (basis)schooldag van Ida. Met de gedachte lijn ‘het moet eerste erger worden voor het beter wordt’ lees je hoe de introverte Ida als een razende opruiming houdt op haar kamer. Tilda neemt een besluit, Ida wordt weerbaarder gemaakt en zijzelf moet een onderwerp bedenken voor haar masterscriptie. Ze zou willen solliciteren op de promotieplaats in Berlijn, terwijl de twijfel blijft of ze Ida alleen achter kan laten bij de niet functionerende en bij vlagen gewelddadige moeder.
Het zwemmen van de 22 banen loopt als een rode terugkerende draad doorheen de roman. Centraal staat de verslaving van de moeder die allesbepalend is voor het leven van de twee zussen. Het altijd loyaal blijven aan de ouder in schrijnende situaties komt duidelijk naar voren als ook dat vanzelf verantwoordelijkheid op zich genomen wordt en dat vaak ten koste gaat van de voortgang van het eigen jonge leven. De band tussen de in leeftijd schelende zussen is mooi over te lezen. Daarbij lees je ook over het belang van mensen in je omgeving die naar je omzien en ongevraagd hulp bieden, wat hier uitmunt in een verwacht einde of dat als wens vervullend kan worden opgevat.
De delen 2 en 3 lezen sneller dan het eerste deel waarin als het ware herhaling voorkomt en of een gevoel van het ‘op de rem schrijven’ je kan bekruipen. Het boek leest verder vlot weg als je eenmaal in het verhaal zit of, zoals bij deze lezer het geval was, meer tijd neemt om achterelkaar door te lezen in plaats van ’s avonds slechts een aantal bladzijden. Een boek dat je op een vakantie- of weekenddag achterelkaar kunt uitlezen.
De in het algemeen mooie en zeker beeldende schrijfstijl in dit debuut van Caroline Wahl zal een breed lezerspubliek aanspreken waaronder ook jongeren. Het zal velen laten uitzien naar een volgende roman á la 22 banen en ondanks de stevige thematiek met alle treffend weergegeven emoties is het geen zwaar boek. Het vlotlezen is mede te danken aan de fijne en goede vertaling van Ymke van der Staay.
Caroline Wahl, 22 banen, vertaler Ymke van der Staay, Cossee, 2025, 224 blz., 9789464521801