Twee jongens zijn één
Zoals de Oudgriekse dichters rondtrokken en avondenlang een epos vertelden met vaste repetitieve zinsconstructies en epitheta ornantia (versierende attributen), zo vertelt David Diop het verhaal van Alfa Ndiaye en Mademba Diop. ‘Ik weet het, ik heb het begrepen, ik had het niet moeten doen. Bij de waarheid Gods, ik weet het nu.’
Als het verhaal begint, bevindt Alfa zich ergens in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, aan Franse zijde. Hij is een Senegalees, een bruinnek (zijn eigen woorden, want hij verstaat geen Frans. De anderen zijn ‘bleekscheten’.) die niet wordt geacht zelf te denken en die wordt voorgehouden dat de kolonisator heel blij is met de Afrikaanse mannen vanwege hun kracht. Ondertussen zijn ze gewoon bajonettenvoer omdat er al zoveel Fransen dood zijn.
Alfa Ndiaye heeft niet geluisterd naar Mademba, zijn meer-dan-een-broer, toen hij hem reutelend smeekte hem snel te doden. Als boetedoening voor zijn eigen geweten sluipt Alfa ’s nachts door het niemandsland om de vijand net zo te laten lijden.
Het wordt een soort hypnotiserend, je leest de zinnen in een cadans. In elk hoofdstukje wordt een laag toegevoegd aan het bestaande verhaal. Tot op driekwart van het boek las ik het steeds per deel. Daarna verandert de stijl plots, door iets dat gebeurt en waarbij je eerst vraagtekens zet. Met de eerder geschreven Senegalese verhalen in het achterhoofd wordt het laatste deel aannemelijker. Het verhaal over meer-dan-een-broer is geëindigd. Er wordt een hele wereld geschetst in een boek van 154 pagina’s.
Martine Woudt heeft een bijzondere vertaalklus gehad met Frère d’âme. Ze staat op het moment van schrijven op de longlist van de Europese Literatuurprijs, waarmee ook vertalers worden bekroond.
Het boek won in 2021 de International Booker Prize (met als titel At Night all Blood is Black, wat ik de lading niet vind dekken). Terecht dat David Diop meer aandacht krijgt.
David Diop, Meer dan een broer, vertaling: Martine Woudt, Cossee, 2019, 154 pagina’s, 9789059368613.