‘Suikerbastaard is een lijvige voetnoot geworden’
Plotseling dook Suikerbastaard veelvuldig op in berichten van enthousiaste boekhandelaars: een nieuw boek van Jaap Scholten! Deze auteur kreeg in 2011 de Libris Geschiedenis Prijs voor Kameraad Baron en werd genomineerd voor de Bob den Uyl-prijs. Het werd dus hoog tijd om hem eens te spreken.
Ik spreek Jaap Scholten via een scherm en heb uitzicht op een muur die een grote collage is. De auteur woont in Hongarije, maar heeft zijn boekpresentatie in Haarle bij Huis Sprengenberg gehouden. De beginscène van Suikerbastaard speelt zich af in dit landhuis, wanneer de familie Dupont bij elkaar komt om een familiekwestie te bespreken. In het programma Spoorloos zoekt een Ethiopische rastafari zijn Nederlandse vader, dezelfde man als de grootvader van hoofdpersoon Frederik. Zijn grootvader leidde een machinefabriek in de tijd dat Twentse jongens in het voormalige Ethiopië suikerfabrieken opbouwden. De familiekwestie moet worden uitgezocht en dus vertrekt Frederik met een oude jeugdvriendin naar Ethiopië om een pluk haar van de rasta te bemachtigen voor genetisch onderzoek.
Kun je meer vertellen over deze onbekende geschiedenis?
‘In de periode 1951-1978 gingen 52 Twentse jongens die bij de Koninklijke Machinefabriek Gebr. Stork & Co werkten naar Ethiopië, voormalig Abessinië. Voor de Handelsvereniging Amsterdam (HVA) bouwden en onderhielden ze daar suikerfabrieken. Ook leidden ze er Ethiopiërs op, die op gelijke voet stonden met de westerse mannen. Het is zo’n mooi en onbekend verhaal: in korte tijd maakten de Stork-jongens tweemaal een cultuurshock mee, bij aankomst in Ethiopië en bij terugkeer in Hengelo. Plotseling hadden de plattelandsjongens een eigen huis, bedienden, paarden en motoren. In het plaatsje Wonji hadden de Nederlanders een modeldorp gebouwd, het leek net de wijk Het Lansink in Hengelo. Als je er nu terugkomt, zie je nog steeds een Nederlandse enclave, Hollandse bakstenen huizen bewoond door Ethiopiërs.
‘Keizer Haile Selassie, die in totaal bijna vijftig jaar het land heeft geregeerd, probeerde Abessinië te moderniseren en haalde buitenlandse investeerders binnen. De HVA heeft met hulp van de Stork-jongens midden in de jungle, op een hoogte van 1500 meter, een gigantisch project opgezet met degelijke suikerfabrieken, een plantage met irrigatiesysteem en infrastructuur, scholen, sportvelden, een bioscoop, een ziekenhuis, poliklinieken en huizen voor tienduizend man. Van Ethiopië werd gezegd dat het het “nieuwe Indië” had kunnen worden, als de keizer een capabele opvolger had aangewezen en de communisten niet de macht hadden gegrepen. Een onbekend, waanzinnig Hollands avontuur in het keizerrijk van Haile Selassie.’
Waar komt de drijfveer vandaan om over de HVA en Ethiopië te schrijven?
‘Vijf jaar geleden gaf ik een lezing waarna een man op me af kwam. Hij vertelde dat enkele Stork-jongens Ethiopische kinderen hebben nagelaten. Zij kregen als achternaam de voornaam van hun vaders. Drie kinderen zouden de achternaam Frans hebben, mijn grootvader heet Frans Stork. Eigenlijk ben ik toen het Ethiopische verleden van mijn grootvader gaan uitzoeken. Op de lijst met Stork-jongens stond alleen geen enkele Frans. Door dit verhaal ben ik Ethiopië-gangers en mijn familie vragen gaan stellen en heb ik uitgebreid onderzoek in de HVA-archieven gedaan. Daarna ben ik daadwerkelijk twee keer bij de suikerplantages en -fabrieken in Wonji en Shoa op bezoek geweest. Elke gouverneur van de twaalf provincies in Ethiopië heeft nu een eigen suikerfabriek, maar de oude fabriek van de HVA is nog immer de best draaiende.’
Hoe verhoudt Suikerbastaard zich tot de rest van je oeuvre?
‘De held van dit boek is Marinus Hilbrink, een jongen uit een geslacht van middenboeren uit buurtschap Stokkum in Twente die op negentienjarige leeftijd het grote avontuur aangaat door naar het onbekende Abessinië af te reizen. Hij keert nooit meer terug, want hij wordt verliefd op het land en een vrouw. Dat ik een hoofdpersoon geheel buiten mijzelf heb gecreëerd is nieuw voor mij. Hij is een verzonnen figuur, maar gebaseerd op zeer grondig onderzoek naar het Hollandse en Twentse avontuur in Ethiopië in de jaren ’50 en ’60. Fictie en non-fictie zijn sterk vermengd in dit boek. Ik ben deze manier van schrijven gewend, ik kan niet anders. Als ik iets fictiefs schrijf, doe ik intensief onderzoek naar het onderwerp. Nu blijkt nadat het boek gepubliceerd is, dat er een jongen als Marinus was, die is gebleven toen de moordende communisten aan de macht kwamen. Hij was verliefd op een Ethiopische, zij kreeg een kind van hem. Met Suikerbastaard ben ik de werkelijkheid dichter genaderd dan een strikt non-fictieboek had gekund.
‘Een van mijn laatste boeken, Horizon City, ging ook over mijn familie en de Twentse roots. In dat boek heb ik mijn vader en moeder weer bij elkaar gebracht. Aanvankelijk dacht ik dat Suikerbastaard een noot bij Horizon City zou worden. Toen ging ik me echter verdiepen en werd het zo’n fantastisch verhaal – het verhaal van Twentse jongens in een ver, onbekend bergkoninkrijk met alle bijbehorende romantiek en erotiek – dat het dus een lijvige voetnoot van bijna zeshonderd pagina’s is geworden.’
Jaap Scholten, Suikerbastaard, Pluim en AFdH, 2020, 576 blz., 9789492928146.