Een schrikkeljaar, een schrikkeldag, het blijft iets bijzonders. Het laat mensen altijd twijfelen of je nu echt eind februari jarig kan zijn of toch op één maart, net als mensen twijfels hebben als je één april als geboortedatum noemt.
In dit schrikkeljaar 2024 is ‘De torens van februari’ in 11e druk verschenen. Een verhaal dat inmiddels 50 jaar oud is en nog steeds tot de verbeelding spreekt! Want wat is hier, wat is daar, waar is waar en vooral wat is hét woord? Twee parallelle werelden waarin wordt gespeeld met tijd, zijn en geheugen.
‘Hoe kom ik hier? Wat doe ik hier? Mijn voeten doen pijn. Ik weet niet wie ik ben. Ik schrikte.’
Tom probeert de dingen die hij weet, wat hij heeft gedacht, gedroomd en gefantaseerd, op advies van de oude man op te schrijven. Te beginnen met de datum: 30 februari. Hij weet ineens wat een maand is en kan beginnen met zijn dagboek.
‘Alleen een woord kwam in me op en dat woord hoorde bij de torens: februari. – De torens van februari’
Het dagboek met achterin losse beschreven vellen, een schrijfstift als ook een gebroken spiegeltje en nog enkele dingen vond hij in zijn jaszak. Tom, zijn naam weet hij door de man die Avla heet, is van het strand via de duinen, het verboden pad bij de hut gekomen. Maar hoe kwam hij op het strand? Waarom zaten zijn schoenen omgekeerd? Op het pad een bord met een zigzag, zag hij de twee torens en plukte een bijzondere kokardebloem. Nu zit hij in de hut bij de torens en een losstaande poort. Wat betekent amoixa in zijn dagboek?
‘ik weet alleen alles van gisteren, maar eergisteren bestaat nog steeds niet.’
De torens van februari brengt de lezer naar een andere dimensie, wereld X. Een wereld waarin het streng verboden is om geen geheugen te hebben, waarin torenwachters zijn en school geen moeten is. In het verhaal spelen anagrammen, bezielde wezens, doorhalingen, afgebroken zinnen, op spelfouten lijkende woorden, missende stukken en de 2×4 jaar geleden plots gekomen leegstaande torens een rol.
Op momenten komen er woorden terug in Toms geheugen, al dan niet door het lezen van het dagboek. Er moet een patroon zijn of iets van samenhang: ‘één stukje is misschien genoeg om de rest te begrijpen.’ Tom, of is het Tim?, vraagt zich af waarom hij de twee Téja’s nooit samen ziet – de helpende hond en het meisje waar hij verliefd op is. Hoe zit het met de verschillende wachters? En die torens blijven of kunnen ook verdwijnen? Komt hij uit Engelland of is hij werkelijk de neef uit Atlantis? Wie kan hij vertrouwen en wat is waarheid? Hij wordt steeds meer nieuwsgierig naar wie hij was. ‘En is degene die ik ben niet voortgekomen uit degene die ik was?’
Een verhaal dat als een puzzel vol bijzondere gebeurtenissen leest en je laat bezighouden. Een boek met bevreemding maar ook gespiegelde herkenning dat ergens halverwege ineens meer vaart krijgt door opgebouwde spanning terwijl voor Tim het lezen in het dagboek lezen en schrijven meer vragen oproept. Een boek dat beslist niet alleen voor de goede en grage lezer van 13+ is, ook volwassen kunnen hele theorieën erop loslaten, mede door de gegeven hints van de schrijver zelf voor hét woord.
Een editie waarin krantenknipsels, brieven, vele voetnoten, voorwoord en nawoord aan toegevoegd zijn en van belang zijn. Misschien zijn dit net de extra’s tot het ontcijferen van hét woord dat exact op 1 april moet worden uitgesproken zodat je bij wijze van spreken van de ene naar de andere tijd kunt overspringen in een schrikkeljaar wanneer tijdlijnen kruisen.
Tim moet dit een paar keer hebben gedaan. Ooit vroeg hij zijn broer het dagboek naar Tonke Dragt te brengen, met het verzoek dit uit te geven in ongewijzigde vorm als hij na bepaalde tijd niet terugkeerde. De titel stond ook vast. Tim is dus een keer van de ene in de onmeetbare tijd gesprongen. Of vaker. Komt hij dit jaar terug?
Dit boek, een heerlijk cryptisch en fascinerend fantastisch tijdreisavontuur met keuzes en emoties waarin de veertienjarige jongen op zoek gaat naar zijn plek in de parallelle werelden, is een klassieker in taal en tijd. Eén van de altijd tijdloze originele Tonke Dragts.
‘Maar als je door het schrijven in je dagboek soms herinneringen terugkrijgt uit een andere wereld, dan zou deze wereld je wel eens vreemd kunnen worden. Wat zal er dan met je gebeuren? Zul je zijn als een stateloze, nergens thuis, een zwerver, steeds buitengesloten uit beide werelden?’ – ‘De meeste mensen vinden dat iedereen in zijn eigen wereld moet blijven. Jij terug naar de jouwe, ik hier in de mijne.’
p.s.: misschien moet ik het morgen ook proberen? Ben ik net op tijd terug voor de volgende dag met taart en slingers (geen grapje). Als het woord goed is.
Tonke Dragt, De torens van februari, Leopold, 2024, 11e druk, 208 blz., 9789025885793