Als wij een Gouden IJscoupe hebben, kan ik worden wat ík wil.
Een fris, vrolijk omslag en een titel waardoor kinderen nieuwsgierig worden naar een verhaal dat is het eerste dat opvalt aan ‘De gouden ijscoupe’. Misschien denk je als volwassene dat een paar kinderen een leuk zomers avontuur beleven en dat is dat. Het is meer. Je wordt verrast door een spannende zoektocht naar een recept, geschreven met vaart en humor waarin vriendschap en familie belangrijk zijn en als kers op de taart wordt er ongemerkt met flarden geschiedenis gestrooid.
Op een zaterdag wordt de uitnodiging voor de jaarlijkse wedstrijd voor de Gouden IJscoupe bezorgd in de Italiaanse ijssalon van Vito zijn ouders, de Monti’s, in Nederland. Vito’s vader eindigt meestal in de top 10 van beste ijsbereiders. De wedstrijdopdracht voor het ambachtelijke ijs is dit jaar: ‘Het oudste recept ter wereld.’ Slechts twee weken de tijd voor deze onmogelijke opdracht. Vito verdwijnt naar oma, naar Nonna. Zij weet misschien een oplossing nu zijn vader weigert mee te doen om de felbegeerde Coppa te winnen. Dé kans voor hem om zijn vader niet te hoeven opvolgen, want dan staat de naam Monti op de coupe en tel je écht mee als ijsfamilie.
Maar wat wil Vito? ‘Als wij een Gouden IJscoupe hebben, kan ik worden wat ik wil.’ – ‘In ijsfamilies gaat het vak over van vader op zoon. Net als de taak om de Coppa te winnen. Maar ik wil niet de volgende Monti-ijsbereider zijn. En ik ga zeker niet strijden voor de Coppa.’ – ‘En als pap niet wint, gaat de taak om de Coppa te scoren rechtstreeks naar mij.’
Als het eerste hoofdstuk niet direct pakt moet je even doorlezen, want de ingrediënten moeten het proces van samensmelten nog ondergaan. Er zijn dan wat veel cacaowolken, diverse Italiaanse woordjes en nog zo wat. Het ijs is als het ware in bereiding. Doorbladerend door nieuwsgierigheid naar het verloop van het verhaal kun je dan ineens zien staan: Marco Polo, Pompeï, geheimtaal, boekrol, Parijs, onzichtbare inkt.
Je leest verder op de plaats waar je was, je likt intussen aan kleurige bolletjes ijs, en dan ineens zit je vol in een heerlijk detectiveverhaal als de Amarena Fabbri-kersenpot bij nonna op tafel komt: ‘Ik wil jullie iets laten zien.’
Als die Fabbri-pot wordt geopend verschijnt een krantenartikel. Nonna vertelt Vito en Aiko een familiegeschiedenis. Ze krijgen achtergrond over het geheime recept voor de Gouden IJscoupe wedstrijd. Geen enkele Amarenekers in de pot, wel komen er een stapel vergeelde enveloppen uit: brieven van de verdwenen opa Leo aan Nonna. Ze lezen alle brieven minutieus op zoek naar aanwijzingen. Ze schieten in de lach om ‘mijn nazomerse bosbes’ en ‘mijn kaneelappeltje’ totdat ze strookjes papier met een soort codes ontdekken, geheimschrift? De vrienden speuren als hun favoriete commissario Montelbano naar meer aanwijzingen, gedachten vliegen rond, mogelijkheden worden geopperd. Vito ziet kansen: ‘de Gouden IJscoupe is van ons.’
Het speurverhaal gaat in volle vaart verder als het drietal Vito, Aiko en Nonna naar Italië gaan om hét recept op te gaan sporen. Je krijgt stukjes Italiaanse cultuur mee, leest over het logeren bij familie in de Dolomieten en leert over ijsbereiding toen en nu.
Je loopt mee in musea of bezoekt steden als Florence en Venetië, leert over het Latijnse alfabet en zelfs Arabische tekens, gaat naar bibliotheken en zelfs naar het Vaticaan en Sicilië. Allemaal voor dat ene eeuwenoude recept waardoor zij het zelfs over de kippenboer van Catharina de Medici hebben.
De vader van Vito gelooft er niet in, hij heeft een zaak te runnen, maar stiekem lijkt hij toch te hopen dat Vito slaagt in zijn missie. Vito weet het zeker: ‘Ik zal bewijzen dat een Monti een recept kan opsporen. Zonder zelf vermist te raken.’
Dit boek is niet alleen fijn om zelf te lezen, ook om voorgelezen te worden, bijv. het hoofdstuk ‘Verweggistan’ vraagt erom. Delen met spanning, humor of geschiedenis wisselen af met passages waarin een achtervolger afgeschud moet worden. Je kunt zelfs een uitstapje naar een ander boek maken, bijv. ‘De wonderverteller’ van Lida Dijkstra om over Marco Polo te lezen, maar eigenlijk wil je gewoon door in ‘De gouden ijscoupe’.
En dan ineens is er een bepaalde aanwijzing, ontdekken ze een handschrift, lijntjes worden verbonden en komt de onzichtbare inkt in beeld, maar ook dreigbriefjes. Ze lijken iets over het hoofd te zien!
De taal en gedrag van de kinderen past bij de leeftijd van de doelgroep. Soms zijn Vito en Aiko gewoonweg ongeduldig, vermoeid en verveeld door al die oude gedreven ijsbereiders in de familie. Het duo leert en ervaart veel, ook dat je je op twee plaatsen kan voelen of zelfs kan horen en er wordt bijna terloops t.a.v. van en over immigranten iets duidelijk gemaakt. Het wedstrijdelement en daarmee het avontuur kent een prima dosis spanning en vaart. Een onderwerp is zeker ook het belang van zelf kunnen kiezen wat je later wil worden en niet per se door traditie jouw toekomst wordt bepaald. Verrassend hoe leuk alle geschiedenisfeitjes zijn verwerkt. Het verhaal kent een fijn afgerond einde voor kinderen.
Een vlot geschreven, origineel speurdersavontuur waarin leuke weetjes over ijs en interessante feitjes uit de geschiedenis als vanzelf zijn verwerkt. De vele illustraties en kaartjes binnenin als ook het omslag van Karin van der Vegt zijn van toegevoegde waarde en laten kinderen nog sneller dit verhaal oppakken. Het nawoord met tips mogen ijsliefhebbers zeker niet overslaan!
Voor een breed lezerspubliek, een echt kinderboek. Verrassende, smakelijke aanrader voor iedere schoolbibliotheek. Veel kinderen zullen vragen om een volgend boek van Eveline Baar. Vanaf ong. 9 jaar.
Eveline Baar, De Gouden IJscoupe, illustrator Karin van der Vegt, Volt, 2024, 216 blz., 9789021498010