Per jaar verliezen ongeveer 12.000 kinderen en jongeren in de leeftijd 0-25 jaar een ouder. Leren omgaan met de dood hoort bij de opvoeding, of het nu een ouder of geliefd huisdier is. Omgaan met de dood is ingewikkeld. Ieder kind krijgt er op een bepaalde manier in de ontwikkeling wel mee te maken.
Een handboek rouwen is er niet, want ieder kind/mens rouwt op een eigen manier. Het boek Rouw bij kinderen en jongeren van Mariken Spuij biedt goede en praktische handvaten aan opvoeders, professionals en in het algemeen volwassenen om (rouwende) kinderen en jongeren heen.
Het is geen boek dat álleen maar handvaten en tips biedt. Er wordt eerst stilgestaan bij wat rouw is en hoe kinderen, jongeren en mensen in het algemeen verlies proberen te verwerken. Iedereen doet dat op een eigen manier, de een geeft woorden aan emotionele pijn en de ander kan zich beter creatief uiten.
Er is aandacht voor separatiepijn, het voelen van alle gevoelens en dat in de meeste gevallen een mens het verlies verwerkt alsof je in een roeiboot zit met twee peddels: verliesgericht en herstelgericht. De twee peddels wisselen elkaar af waardoor iemand in het algemeen het verlies kan verwerken. Als iemand meer verliesgericht is kan er mogelijk sprake zijn van een Persisterende Rouw Stoornis (PRS) ofwel uitgestelde rouw. Als er sprake is van uitgestelde rouw, kan professionele hulp een optie zijn.
Om reacties van kinderen of jongeren beter te kunnen zien en/of begrijpen, is het goed dat eerst aandacht is voor verschillende modellen van rouw, rouwreacties en emotieregulatie van kinderen en de vier vormen van gehechtheid van Bowlby.
Tevens wordt ingegaan op reacties en behoeften van kinderen binnen de verschillende leeftijdsfasen. De reacties zijn o.a. afhankelijk van leeftijd en dus ontwikkelingsfase. Een jonger kind kan bijv. heel praktisch denken over wie hem nu naar school brengt nu papa er niet meer is en als een kind ouder is, kan een kind meer emotionele en/of diepgaandere vragen stellen. Het fijne in dit boek is dat er gekeken wordt naar reacties van kinderen in combinatie met ontwikkelings- en omgevingsfactoren, er is nooit maar een reden. Daarbij is er ook aandacht voor reacties van volwassenen op reacties van kinderen, want ook zij rouwen.
Rouwen is niet alleen maar verdrietig en boos zijn en iemand missen. Het gaat ook om het vormgeven van je leven zonder de overledene, wie ben je zonder die persoon? Voor jongeren kan dat nog ingewikkelder zijn i.v.m. de identiteitsontwikkeling in deze fase van hun leven. Wat hebben jongeren nodig en welk verschil in behoefte wordt gezien tussen geslachten? Hoe rouw je vooraf als je weet dat iemand op korte/lange termijn komt te overlijden en hoe communiceer je met een kind zonder dat te veel of te weinig te doen?
De laatste hoofdstukken gaan over lotgenotencontact, zoals Stichting Achter de Regenboog, aandacht voor scholen en wat zij kunnen doen als een leerling overlijdt, maar ook is er aandacht voor de professional en dat het belangrijk is om binnen hun werk voor zichzelf te zorgen.
Deze editie bevat een prettige leeswijzer die je heel helder door het boek heen loodst. Het fijne aan deze handleiding is dat je niet per se het hele boek op volgorde hoeft te lezen, maar dat het je per hoofdstuk of onderwerp ook voldoende informatie geeft. Het op volgorde lezen geeft een goede structuur en overzicht, maar dit gaat niet verloren als je er dus voor kiest om het anders te lezen. Dat komt ook doordat het in begrijpelijke taal geschreven is.
Het thema is duidelijk in elk hoofdstuk of alinea en voor een uitgebreidere uitleg van specifieke onderwerpen wordt regelmatig doorverwezen naar andere hoofdstukken. Ieder hoofdstuk eindigt met een samenvatting en het makkelijkst toepasbaar zijn waarschijnlijk de concrete vragen en tips voor ouders/professionals. Achterin het boek vindt de lezer veel voorkomende vragen en antwoorden die door kinderen vaak gesteld worden in de aanloop naar een verlies. Voor wie o.a. meer wil weten over vormen van professionele hulp, lotgenotencontact of organisaties/stichtingen m.b.t. rouwverwerking is het hoofdstuk ‘Meer informatie’ aanwezig.
Andere punten die ik uit het boek haalde:
– Ieder kind heeft een eigen verhaal van een gebeurtenis/overlijden, context is belangrijk. Het ene verhaal is niet ondergeschikt aan een ander verhaal.
– PRS en PTSS zijn niet hetzelfde
– Communicatie is belangrijk, zowel voorafgaand (als je het weet) als (net) na het overlijden. Over wat dood zijn is, de uitvaart, het afscheid nemen, onderdeel laten zijn van het afscheidsproces. Voorafgaand is het helpend om een kind mee te nemen in het proces, zodat een overlijden toch niet helemaal onverwacht komt.
– Niet praten over een overledene is geen optie, het kan een kind of jongere het gevoel geven dat de overledene er niet meer mag zijn.
– Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid. Dat vraagt open en eerlijke communicatie vanuit de volwassene, aangepast op hun leeftijd.
– Niet al het gedrag van een kind hoeft iets te betekenen, een kind is ook nog ‘gewoon’ kind. Het er niet over willen hebben op school of thuis, wil niet zeggen dat een kind niet rouwt, maar dat het misschien ergens anders (al) een plek heeft om zich te uiten. Het is beter om na te gaan hoe dit zit voordat een kind overvraagd wordt.
Alles bij elkaar is Rouw bij kinderen en jongeren een helpend boek met concrete uitleg en tips voor een bredere doelgroep om kinderen en jongeren (nog) beter te kunnen ondersteunen in hun rouwproces.
Mariken Spuij, Rouw bij kinderen en jongeren, over het begeleiden van verliesverwerking, Nieuwezijds, 2024, 284 blz., 9789057125911