Een W. groot in groen op blauw, een variant op turquoise, aquamarijn. Of is het appelblauwzeegroen, de kleur die deze W. graag zou willen zijn? Had willen zijn? W. is na drie jaar weer gesignaleerd. Hij was van de aardbodem verdwenen voor zijn vrienden Olaf en Hilde. Wat is er gebeurd?
In dertien dagen worden door Olaf herinneringen opgehaald aan een intense vriendschap. Een vriendschap die ons allemaal is of kan overkomen. Zo hecht dat het bijna benauwend is, elkaar begrijpen bij de eerste lettergreep, situaties herkennen aan een enkel woord, uren dubbel liggen om niets. Een naam misschien als Jaap Stam. En dan ineens: stilte en voorbij. Was de vriendschap dan niet gelijkwaardig, was er rivaliteit of kun je elkaar nooit helemaal kennen en blijft er een geheim vakje?
De herinneringen zijn ook een in tijd verspringende reconstructie door het geheugen, een zoeken naar antwoorden waardoorheen filosofische gesprekken en vakanties worden aangehaald. In hun Antwerpse studententijd was een uitgangspunt: ‘Herinneren is nergens goed voor, meemaken is alles.’ De studenten zouden het anders doen, niet het burgerlijke forenzen of wat je huisje-boompje-beestje kunt noemen. Vrijheid, kunst en reizen met hun talenten. Op een terras wordt uitgesproken: ‘Alles wat we doen is een citaat’. Het is door W. moeilijk te accepteren dat ‘alles’ al is uitgevonden of gedaan omdat je een millennial bent.
Je vraagt je als lezer steeds meer af wie was deze W.? Een flierefluiter, iemand die met alles weg komt, een allemansvriend? Het gevoel bekruipt dat er ondanks de lach veel meer achter deze ongrijpbare Groninger zit. Olaf en W. zaten in dezelfde klas op de middelbare school en zijn niet eens direct vrienden. Er lijkt een periode van aftasten aan vooraf gegaan te zijn. W. die je doet denken aan een persoon die je vast ook kent uit een eigen middelbare schooltijd. Google kwam er aan te pas naar ene J. van ooit. Zelfs naar een docent die gelijkenis vertoonde met meneer Staartjes die teksten van Nescio voordroeg voorafgaand de lessen economie. De W.’s en J‘s die vrienden zijn met docenten, een telaatbriefje met een glimlach meekrijgen en vaak strafcorvee niet hoeven uit te voeren. En zoals in dit boek een neuriënde W. waarmee iedereen vrienden wil zijn. Misschien was je zelf een Olaf meer binnen de lijntjes kleurend en leefde W. extra snel: ‘We onderschatten hoe hard de toekomst ons op de hielen zit.’
Hilde komt in beeld als W. vanuit het buitenland contact opneemt met de dan in Antwerpen studerende Olaf. Hij, schildknaap voelend, was zijn eigen route gevolgd ondanks dat W. voor tweeërlei uitleg uitlegbaar met dubbele tong prevelde: ‘Ik wil niet dat je gaat.’ Kunststudent Hilde is gefascineerd door insecten, houdt ook levende op haar kot en om vol van de hak op de tak te springen klikt het tussen Olaf als Hilde wanneer zij eerder dan W. terugkomt uit het buitenland. Na de verdwijning pluizen ze iedere mogelijkheid uit, ‘De pretsarcofaag’ geeft beeld aan het ruimtelijke in de vormgeving.
Dit debuut leest zo snel dat je bijna over zinnen heen leest waarin vele onderwerpen liggen besloten, met weinig woorden zoveel wordt gezegd. Onderwerpen waarvan je mogelijk ook minder weet doordat een studententijd al lange tijd achter je ligt, media nauwelijks een rol speelde of het middelengebruik je totaal niet bekend is. En toch stoort dat niet, je denkt juist dit is een boek om aan jongeren aan te bieden, bijna gebiedend: lees dit. Een boek voor een leesavond na gezamenlijk eten en een meegebrachte fles wijn in de studentenflat of een nazit in een Oase-café. Met bijv. als inleiding het door monnik Andrea vertelde verhaal over de man en de voet.
Een opmerkelijk, licht absurdistisch, knap debuut dat nieuwsgierig maakt naar een volgende Hiemstra. Je blijft lezen tot het uit is. Direct geschreven, humor, klein gehouden in personages. Een verhaal met een slot waarbij de gedachte aan een geliefd schrijver en ook de lach opborrelt op onverwachte momenten.
Een W. die je laat nadenken over vriendschap, herinneren, gemis, verdergaan als is een was wordt en een overlevingsinstinct in werking wordt gezet. Je vraagt je vervolgens af of het waar kan zijn wat W. in een bespiegeling zegt: ‘Ik ben twee keer in dezelfde rivier gestapt.’
Tiemen Hiemstra, W., Das Mag, 2023, 221 blz., 9789493168633