7 december 2024

Sanne Rooseboom over Het Ministerie van Oplossingen

Het Nederlandse Ministerie van Oplossingen is een geheim genootschap dat zomaar problemen van andere mensen oplost. Een groepje kinderen helpt samen met een paar oude dames iedereen die hun hulp kan gebruiken, ook de personen die ze niet aardig vinden. Dat blijkt in Het Ministerie van Oplossingen en de Zilverjongen een grote opgave voor Nina. 

Sanne Rooseboom begon de serie met Ruben die gepest werd en ooit van zijn oude buurvrouw mevrouw Vis verhalen had gehoord over dit geheimzinnige Ministerie. Hij schreef een brief met een hulpkreet, waarna de kinderen Nina en Alfa ermee aan de slag gingen. In De Zilverjongen, alweer het vierde seriedeel, moeten ze de grootste pestkop van de buurt helpen. Het Ministerie moet flink aan de slag!  

Hoe ben je op het idee voor deze reeks gekomen? 
‘Toen ik aan het eerste boek begon, wist ik niet dat het een serie zou worden. Het verhaal was gebaseerd op de vraag “Wat gebeurt er met brieven die geen duidelijke ontvanger hebben?”. Ik had op de radio gehoord over onduidelijk geadresseerde post, zoals aan ‘oma’ en Sinterklaas. De postsorteerders kunnen voelen dat iemand zijn best heeft gedaan op zo’n brief, maar wie maakt ze open? Dat idee bleef knagen, ik moest er iets mee doen. Ook vind ik het grappig om na te denken over hoe je mensen stiekem kunt helpen, bijvoorbeeld door op straat achter een oud vrouwtje te blijven lopen om te zien of ze wel veilig thuiskomt. Die twee ideeën kwamen samen. Een kind leest een brief, gaat op avontuur, betrekt andere kinderen erbij en vervolgens zijn ze een geheim ministerie. Er hoort ook een internationaal Ministerie van Oplossingen bij, in Genève natuurlijk. Stel je nu toch eens voor dat elk land zo’n geheime groep mensen heeft die zomaar andere mensen helpt! Een modern genootschap van nobele ridders.’  

In de serie staan de kinderen voor echte problemen die in hun wereld voorkomen. Heb je daar bewust voor gekozen?  
‘Ja, het Ministerie lost problemen op die echte mensen zouden kunnen hebben. Die problemen moeten wel begrijpelijk zijn voor kinderen en in hun levens passen. Toch kun je een jeugdig publiek wel laten kennismaken met bepaalde volwassen problemen. In het derde deel komt bijvoorbeeld een hoarder voor, iemand met een verzamelstoornis. Kinderen hebben daarbij dezelfde oplossingsgerichtheid als bij een pestprobleem dat ze in de klas tegenkomen. Kinderboeken hoeven niet alleen maar strikt over kinderen te gaan!’  
‘Dat jong en oud zo goed samenwerken in het boek, gebeurde vanzelf. In het verhaal is het Ministerie al eeuwenoud, maar in Nederland is er een tijd niets mee gebeurd. Hoe zou het uitpakken als ik een kind van elf jaar het Ministerie opnieuw zou laten oprichten? Dan moest degene die er ooit werkten  nu wel oud zijn, met alle kwalen van dien. Maar oud zijn betekent niet dat je niets meer kunt! Daarom laat ik mevrouw Vis en Tirza (beiden negentig-plus) nog heel veel doen, want ze hebben in vergelijking met Nina, Alfa, Ruben en Kai voordelen van het volwassen-zijn: bankrekening openen, autorijden. Als je als kind avonturen beleeft om anderen te helpen, heb je natuurlijk volwassenen nodig om de opdrachten tot een goed einde te brengen.’ 

Je bent ook Schoolschrijver. Gebruik je voor de lessen je eigen boeken?
‘In een Schoolschrijvertraject kom je gedurende een half jaar minstens tien keer op een school. Dan heb je een bibliotheek met diverse boeken bij je en natuurlijk moet daar iets van mij bij. Zodra de kinderen doorhebben dat hun tijdelijke juf schrijver is, worden ze enthousiast. Zo kan ik het basisidee van het Ministerie van Oplossingen gebruiken bij een creatieve denkopdracht. De klas moet dan bijvoorbeeld bedenken hoe ze iemand helpt die gepest wordt.’ 

Neem je de actualiteit ook mee in je lessen en verhalen? 
‘Voor een deel kan ik het nieuws van vandaag de dag goed gebruiken. Het nadeel van nieuwsberichten is wel dat het meestal grote problemen betreft die niet gemakkelijk op te lossen zijn. Zodra het Schoolschrijversprogramma weer van start gaat, kan ik echter wel iets doen met de coronacrisis. Je ziet nu dat mensen bedenken hoe ze anderen kunnen helpen met onder andere maatjesprojecten en kaartjes schrijven aan eenzame ouderen. Dan kan ik ook aan kinderen vragen wat zij in het afgelopen jaar voor een ander hebben gedaan. Ze kunnen al met een kleine actie beginnen: even zwaaien naar iemand in de wijk.’  
‘Ik heb goed moeten nadenken over corona in het boek. Door het hele verhaal heen werken kinderen nauw samen met hele oude mensen. Er komt zelfs een verzorgingshuis in voor… Ik heb overwogen daar pompjes met ontsmettingsmiddel neer te zetten, maar het voelde niet goed. Ik hoop dat het coronavirus over een jaar weg is uit ons leven en dat mijn boeken heel veel langer gelezen worden.’ 

Naast de schrijver spraken we ook met illustrator Mark Janssen.
Mark Janssen illustreert naast zijn eigen prentenboeken zoals Dino’s bestaan niet vaker omslagen van jeugdboeken. Ik vroeg hem naar de samenwerking met Sanne Rooseboom. Janssen: ‘Er is eigenlijk weinig intensief contact! Als Sanne en de uitgever de tekst bijna af hebben, krijg ik het toegestuurd. Ik word best vrij gelaten in mijn illustratiewerk, zo mag ik zelf bedenken wat ik bij de hoofdstuktitels teken. Het belangrijkst is natuurlijk de grote afbeelding op de kaft. Ik wilde proberen het beeld interessant te maken zonder personen erop te zetten. Op het eerste deel van de serie heb ik het Ministerie als hoog herenhuis gezet en toevallig staan er ook huizen op de andere omslagen. Al met al staat er een kleurrijke serie!’ 

Sanne Rooseboom, Het Ministerie van Oplossingen en de Zilverjongen, illustraties: Mark Janssen, Van Goor, 2020, 240 blz., 9789000374984.

Dit interview is eerder verschenen in de Boekenkrant.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *