Mijn kistje met schoenpoets, één deken en Luzia. Dat was alles wat ik nog bezat. En wat ik, koste wat kost, moest zien te houden.
In de eerste hoofdstukken wordt direct een sfeertekening neergezet van dit rauwe verhaal over straatkinderen, de pilluelos. Saturnino vertelt: Iedere morgen keek in de richting van de Cordillera, de bergrug, want alles hier hing af van het weer.
De enkele deken is van belang om te overleven, ’s nachts is het ijskoud in de stad hoog in de bergen, overdag bloedheet. Het weer is ook bepalend of de 14-jarige jongen die dag iets te eten kan kopen of misschien vinden voor zichzelf en zijn jongere zusje Luzia. Hij en vriend Tullidito zijn schoenpoetsers, Luzia verkoopt kaarten, maar als de regentijd ingaat zijn de toeristen verdwenen.
Zeven dagen na de wind
zal het regenen, mijn kind.
De woorden over wind en regen, maar ook ‘Komen de boze mannen eraan, Ren voor je leven…’ herinneren de kinderen aan hun ouders en de plaats Llallagua, een mijnwerkersdorp waar tin werd gewonnen en waaruit ze drie jaar geleden vertrokken.
Met z’n drieën ‘wonen’ ze in een oude controlepost naast een startbaan. Uitzichtloosheid, armoetroef, zelfredzaam moeten zijn, hard leven, honger, triest en angst zijn woorden die boven komen. Eerst waren ze met zijn vijven, twee jongens verdwenen. Was het een straatbende, de militaire politie of toch gesnapt door beveiligers van het vliegveld? Wat blijft is het oorverdovende lawaai van de landende vliegtuigen. Ze weten precies wanneer de laatste vertrekkende of de eerste aankomende van die dag de grond laat schudden.
Het leven van de drie verandert weer of nog meer als er op een dag een opvallend meisje haar schoenen laat poetsen bij Saturnino. Hij wordt echter afgezet door een man die hij betitelt als vriend of verloofde van het mooie meisje. Dat laat Saturnino niet op zich zitten. Helaas zijn er ‘macaco’s’ op de markt aanwezig, waarbij ook een bepaalde sargento aanwezig is de jongen nauwlettend in de gaten blijft houden. Hij wordt geboeid, afgevoerd, tot een zware stem klinkt: ‘ik denk dat er een simpeler manier is om deze situatie af te handelen.’
De stem behoort aan een oudere gesoigneerde heer met ongelooflijke witte handen volgens Saturnino in vergelijking tot ‘de mensen hier, die altijd tot hun nek vol zaten met zand, vuil en smeerolie’. De ontmoeting leidt tot een dagelijkse gang naar Calle del Rosaria waar de Escuela, de muziekschool, is gevestigd van Romero Villandes.
Wat volgt is een op het oog hoopvol verhaal over straatkinderen die leren musiceren en een blik in een andere wereld krijgen. Ze worden zelfs onderdak verleend en voorzien van voedsel als er een noodsituatie ontstaat door weersomstandigheden en een opstand. Een gebeuren met noodlottig gevolg voor één van hen. De grootste omslag in het verhaal moet dan nog volgen. Het lijkt het slotakkoord van het muziekstuk.
Er wordt niet genoemd in welk land ‘Kinderen van de straat’ zich afspeelt, toch kun je met enig puzzelwerk tot de conclusie komen dat het Bolivia moet zijn. De spreektaal is Spaans, er is een bergrug (w.s. de Andes), er is sprake van een militaire politie (junta) en dictatuur plus de soort mijnbouw waarvan sprake is. Het verhaal is gebaseerd op feiten, op de website van Kinderboeken.nl is inderdaad te lezen dat het om een Boliviaanse dirigent gaat die een orkest met straatkinderen oprichtte. Uit het nieuws is ook bekend dat er in Paraquay ooit een orkest met instrumenten van straatafval is geweest en veel eerder een orkest van Venezolaanse straatkinderen. Alle wel in Latijns/Zuid-Amerika.
Een paar jaar terug werd ‘De zoon van de berentemmer’ ook in vertaling door Leny van Grootel gelezen. Het werd als één van de mooiste verhalen van dat jaar bestempeld. ‘Kinderen van de straat’ is veel eerder geschreven (resp. 2016 en 2005) door Xavier-Laurent Petit, eveneens bij uitgeverij Ploegsma verschenen, en mogelijk zit daarin het verschil dat er in dit boek meer losse eindjes zitten en door schrijfervaring ‘de berentemmer’ wel achterelkaar werd uitgelezen. Wat zou Xavier-Laurent Petit nog meer hebben geschreven dat uit het Frans in het Nederlands vertaald kan worden?
Je blijft nu nl. met de vraag achter hoe het exact zit met de intentie van de maestro en de huidige connectie tussen hem en de dictator Ayanas of hoe het bestaat dat de kinderen vrij snel de genoemde muziekstukken kunnen spelen. Dat de kinderen direct voor de muziek vallen is wel te plaatsen. Ze krijgen aandacht, moeten even niet nadenken over hun veiligheid, en de muziek biedt hoop, is iets zuivers tussen alle ellende. Overigens valt ook op dat het veelal componisten betreffen die in Europa hebben geleefd. De oorspronkelijk Franse titel is ‘Maestro!’ en passend, toch geeft de in het Nederlands gegeven titel ‘Kinderen van de straat’ kinderen van nu meer direct een beeld van wat de inhoud kan zijn.
De opvallende en aantrekkelijke omslagillustratie van Mark Janssen laat een scène uit het begin zien die bepalend voor het verloop van het verhaal is. Een kleurrijk beeld waarin ook de dreiging van de macht, de volle beschreven markt, de armoede en de geheimzinnigheid van de weldoener tot uiting komt.
Door zowel titel als illustratie zullen geïnteresseerde kinderen in zogenaamde sociale verhalen en andere culturen – de soort lezers van ooit genoemd de ‘lemniscaatbibliotheek’ – dit boek oppakken. Het kan door goede lezers vanaf 10 jaar worden gelezen. Wel zullen ze zich niet door verschillende Spaanse woorden moeten laten weerhouden als ook de triestigheid. De lijst achterin is daarbij zondermeer helpend en doorlezend zal er door herhaling ervan minder worden opgezocht.
Het is beslist geen lieflijk verhaal. Armoede, ontbering, dood, geweld en onrecht nemen voor een groot deel de plek in het geheel, naast het hoopvolle van het nest jonge katjes, de onvoorwaardelijke vriendschap, het samen muziek maken. De vraag wat er ooit met de ouders is gebeurd wordt behapbaar in delen verteld waardoor ook de zorg en aandacht onderling voor elkaar duidelijk wordt. Een verhaal met pittige gebeurtenissen aan de rand van de samenleving dat een beeld geeft over opgroeien in een dictatoriaal land op het zuidelijk halfrond. Het geheel maakt het een boek dat ook juist goed als voorleesverhaal kan worden opgepakt waardoor maatschappelijke issues, geografische elementen en geschiedenisaspecten kunnen worden besproken en bewustwording ontstaat.
Een indrukwekkend realistisch verhaal waarin alles de emotie doorklinkt en waarin een enkele zin je soms ineens kan treffen. Door een fractie van aandacht kan een kind zich plots volwaardig voelen: ‘… met een lach van oor tot oor. Hhheb jje hhhet ge… hoord, Sssaturne? Als ik z.. zzing, st..stotter ik niet!’.
Een boek waarin tot uitdrukking komt dat een vrij gewoon leven zoals dat van Saturnino en Luzia met ouders, een huis en school, door omstandigheden van bijv. regime, autoriteiten of werkgever ingrijpend kan veranderen en bepalend kan zijn voor je toekomst.
Het einde laat zien dat er soms maar één persoon nodig is die je werkelijk zíet om een toekomst te kunnen hebben en opbouwen. Die ene persoon tegenkomen is wel het spreekwoordelijke lot uit de loterij. ‘Kinderen van de straat’ geeft een beeld hoe een onvoorziene gebeurtenis zowel je toekomst kan maken als breken.
Xavier-Laurent Petit, Kinderen van de straat, illustrator Mark Janssen, vertaler Leny van Grootel, Ploegsma, 2025, 186 blz., 9789021686363